De C op de huisartsenpost | Van geluid naar beeld en van beeld naar score
Hoe je aan de telefoon met de juiste vragen de C veiligstelt
Beller: Ik heb ontzettend veel buikpijn, en het gaat maar niet weg. Het duurt nu al een paar uur. Ik weet van gekkigheid niet wat ik moet.
Triagist: Oké, wat vervelend voor je. Er zijn een paar vragen die ik moet stellen voor ik verder ga. Ben je kortademig?
Beller: Ehm… nou nee. Ik heb het wel een beetje benauwd. Triagist: Oké, een beetje. En ben je duizelig?
Beller: Nee, ik zit op de bank.
Triagist: En je gelaatskleur?
Beller: M’n wat? De kleur in m’n gezicht, bedoel je? Normaal denk ik, ik weet het niet… Maar ik bel voor mijn buikpijn, hè!
Toen we zo’n tien jaar geleden in Nederland begonnen met de ABCD-methode op de huisartsenpost, stelden we netjes alle bijbehorende, gerichte vragen. Al liepen de gesprekken er niet bepaald efficiënter of soepeler door, net zoals bij de beller met buikpijn hierboven. Want waarom zou je vragen of iemand kortademig is, als je daar geen spoor van hoort? En dat terwijl veel bellers door dit soort vragen in de war raken, of zelfs geïrriteerd?
Van gekke vragen naar goed luisteren
Inmiddels weten we beter. Want of de vitale functies in gevaar zijn, kun je meestal al horen aan hoe iemand praat. In ieder geval bij de A, B of D. Kijk maar naar het voorbeeld. De triagist kan:
- horen dat de luchtwegen vrij zijn (A).
- merken dat de beller zonder bijgeluiden hele zinnen kan spreken (B).
- aannemen dat de beller helder is, want hij reageert adequaat op de vragen (D).
Dan zijn die gerichte, maar voor de patiënt vaak rare, vragen helemaal niet meer nodig. Logisch.
De C, de vreemde eend in de bijt
Maar de C van Circulatie, dát blijft een lastige. Je wilt beoordelen of iemands bloedsomloop misschien verstoord is. Want als dat zo is, kan de beller in shock raken – met alle gevolgen van dien.
Bij een uitwendige bloeding is het makkelijk: als het bloed eruit spuit, zal de beller je dat – al dan niet in paniek – heus wel uit zichzelf vertellen. Maar bij een inwendige bloeding zijn er visuele alarmsymptomen, waaronder de kleur van het gezicht. En die ‘hoor’ je natuurlijk niet aan de lijn.
Vandaar dat er op de post nog regelmatig wordt gevraagd: ‘Wat is de kleur van je gelaat?’ Met goede bedoelingen, want: om die C veilig te stellen. Maar wel een vraag die menig beller in verwarring brengt. Waardoor je vaak genoeg een vaag antwoord krijgt: Ehh, mijn kleur? Huidskleur?
Van mijn gezicht, bedoel je? Ik heb hier geen spiegel… wacht… Tja, ik weet niet, misschien een beetje bleker dan normaal, maar ook weer niet heel erg?
Waarna jij denkt: En nu? Ga ik voor ‘normaal’ of ‘bleek’ in het NTS? Maar zelfs als je iemands kleur weet, kun je je afvragen of je wel genoeg informatie hebt om te bepalen of de C stabiel is. Is de beller bleek omdat hij vegetatief is, of omdat hij in shock is of dreigt te raken?
Een filmpje kijken
Hoe anders is het als een patiënt op de post komt. Dan zie je van alles. Er speelt als het ware een film af, die jij nauwkeurig kunt observeren. Het bewegende beeld geeft je niet alleen informatie over de gelaatskleur, maar ook over:
- hoe iemand loopt
- hoe iemand gaat zitten
- of iemand zelf kan opstaan
- hoe snel iemand beweegt of reageert
Het zijn precies dié beelden die je nodig hebt om iemands C veilig te stellen. Want als iemand niet zelf kan opstaan, of daarbij zwaar ondersteund moet worden, dan kan dat iets zeggen over een lage bloeddruk. En dus over een probleem met de bloedsomloop.
Maar hoe krijg je die film te zien, terwijl je aan de telefoon hangt?
Van geluid naar beeld
De oplossing is makkelijker dan je denkt: stel vragen waardoor je van geluid bewegend beeld kan maken in je hoofd. Laat de medische vraagstellingen even los en schakel over naar huis-tuin-en- keuken-vragen:
- Wat heb je het afgelopen uur gedaan? En de rest van de dag?
- Kun je zelf naar de wc?
- Zit of lig je en zo ja, kun je zelf opstaan?
Als de beller vertelt dat hij veel op de bank heeft gelegen, maar kort geleden wel naar de wc is gegaan of iets heeft gepakt in de keuken, dan weet je dat de bloeddruk in orde is.
Van beeld naar score
Nu denk je misschien: maar wacht even, als ik die vragen stel, kom ik nooit iemands kleur te weten. Wat scoor ik dan bij kleur? Goed punt. Als je het ons vraagt zouden we de subjectieve regel (SDA) zo kunnen inrichten dat triagisten het toestandsbeeld beter kunnen beschrijven.
Onze stelling is: door de juiste -toestandsbeeldgerichte -vragen te stellen, kun je zélf een betrouwbaardere aanname doen over iemands C. En dus de bijpassende kleur scoren. Net zoals je door goed te luisteren een aanname kunt doen over de AVPU, stridor of de ernst van iemands kortademigheid.